Tekst Hans Peeters; foto boven Servan Ott
Vogels zijn als mensen; je hebt allerlei karakters. Er zijn hele dominante soorten, zoals bijvoorbeeld de kluut. Of hele timide, zoals de tureluur. Vogels die van pracht en praal houden, denk aan de kemphaan. En soorten die weinig om hun uiterlijk geven en een uiterst beschaafd leven leiden, zoals daar is de bosruiter.
Elk voor- en najaar bezoeken een tot enkele bosruiters Gruttoland tijdens de trek. Vogels die broeden in Scandinavië en elders in Noordoost-Europa, terwijl ze overwinteren in Afrika en zelfs in zuidelijk Azië en China. Tijdens hun trektocht mogen we ze in april, juli en augustus ook in Gruttoland verwelkomen. Boer Murk: “Meestal zijn de vogels dan in overgangskleed of winterkleed en niet altijd gemakkelijk te herkennen. Ze kunnen verward worden met de tureluur in winterkleed, maar die is forser en heeft oranjerode poten. Vergissing met het witgatje komt vaker voor. Ook die verblijven vaak in dezelfde tijd in Gruttoland. Tussen de fotografen levert het vaak discussies op; is het nu een bosruiter of een witgat?”
Let op bij het wegvliegen
Bosruiter en witgat zijn aan het geluid te onderscheiden. Als een witgat opvliegt laat hij een snel tsuuwie…tsuuwie horen; terwijl de bosruiter stiller is en zachtjes tjief ief-ief roept. Maar ja, wie weet dat nou? Een witgat heeft iets kortere poten dan een bosruiter en de poten van een witgat zijn donker van kleur. Een bosruiter lijkt door de iets langere poten wat eleganter, terwijl ze gelig gekleurd zijn. Maar ja, schijnt de zon net niet dan is die kleur van de poten vaak weer lastig te onderscheiden. Nee, het beste zijn de twee te onderscheiden aan de vleugels. Bij het opvliegen laat een witgatje opvallend donkere ondervleugels zien. Als de bosruiter wegvliegt is die onderzijde van de vleugels licht grijs. Die verschillende ondervleugels leveren eigenlijk nooit discussie op. Hoewel je als fotograaf graag wilt dat de vogels wat langer blijven poseren, om ze fraai vast te kunnen leggen; bij de bosruiter is het prettig als hij op een gegeven moment toch op de vleugels gaat. Dan weet je tenminste zeker met welke van de twee je te maken had.
Paspoort bosruiter
Wetenschappelijke naam: Tringa glareola
Friese naam: bosktsjirk; In ‘Vogels in Friesland’ (1977) wordt hij nog wytgatsje genoemd. Geeft nog eens aan hoeveel de soorten op elkaar lijken
Herkenning: steltloper; kleiner dan tureluur; in winterkleed rug egaler grijsbruin, gelige poten; duidelijke wenkbrauwstreep; bij opvliegen lichtgrijze ondervleugels; man en vrouw gelijk
Lengte: 19 – 21 cm
Spanwijdte: 56 – 57 cm
Geluid: bij wegvliegen zacht tjief ief-ief
Voedsel: zomers kevers, vliegen, rupsen en larven; ’s winters ook schelpdieren en visjes
Gedrag: tijdens trek soms in groepjes en druk foeragerend
Nest: op de grond langs heidemoerassen en poelen in ijle bossen; soms in bomen in oude (lijster)nesten
Aantal eieren: 3 – 4 eieren
Broedduur: 22 – 23 dagen
Jongen kunnen na 30 dagen vliegen
Trek: broedt in Scandinavië en Noordoost-Europa; overwintert in Afrika ten zuiden van Sahara, ook in zuidelijk Azië en China
Voorkomen in Nederland: doortrekker; broedparen 0, broedde einde 19e eeuw nog in Nederland en tot 1910 nog een enkele keer in Friesland; winteraantallen 0; aantallen doortrekkende vogels niet goed bekend
Gruttoland: doortrekker in klein aantal (soms 2 – 4 tegelijk) in voor- en najaar