Tekst Hans Peeters; foto boven Servan Ott
In het Friese land is de kleine zwart-witte gans geen onbekende. Nog niet zo lang geleden kwamen brandganzen ’s winters met duizenden vanuit Nova Zembla en andere Arctische streken naar ons land om te overwinteren. Dat doen ze nog steeds, maar meer en meer brandganzen blijven hier om te broeden of zijn op Hollandse bodem geboren en gaan niet meer weg.
Zelfs in de enthousiaste vogelaarswereld is de animo voor ganzen in twee kampen verdeeld. De een vindt ganzen een boeiend sociaal gedrag vertonen; vogels die Siberisch-achtige streken ontvluchten om hier in de winter hun kostje bij elkaar te scharrelen. De ander vindt ganzen… vooral lekker. Het is een kwestie van smaak. Dat vinden ook de ganzen die in Nederland een walhalla ontdekt hebben. De uitgestrekte eiwitrijke graslanden zijn een oneindige voedselbron voor grauwe ganzen, kol-, riet-, kleine rietganzen en dus ook brandganzen. Zoals voor velen onder ons de grote gele M langs de snelweg een onweerstaanbare aantrekkingskracht heeft, hebben de sappige groene weiden hetzelfde effect op ganzen als ze over Nederland vliegen.
Enkel paartje
Als je boer Murk vraagt naar zijn liefde voor ganzen, fronst hij zijn wenkbrauwen. “Ik vind ganzen boeiend en eerlijk gezegd heb ik ze ook wel eens gegeten. Brandganzen vallen met hun zwart-witte kleed wel op, in vergelijking tot andere grijsbruine ganzen. Hier in De Greidhoeke komen nooit grote groepen brandganzen voor, hooguit enkele exemplaren. In Gruttoland zie je wel eens een enkele keer een paar, maar dat is een uitzondering. ’s Winters en in het vroege voorjaar zie je hier vooral veel grauwe en kolganzen. Het baart me wel eens zorgen dat ze op een gegeven zouden kunnen besluiten om hier te gaan broeden. Dat zou dan wel eens problemen op kunnen leveren met de broedende grutto’s en andere weidevogels. De dichtstbij zijnde brandganzen broeden nu nog ongeveer tien kilometer hier vandaan.
Paspoort brandgans
Wetenschappelijke naam: Branta leucopsis
Friese naam: paugoes
Herkenning: kleiner dan grauwe gans; wit gezicht, zwarte hals en borst, witte buik, grijze rug, zwarte snavel; man en vrouw gelijk
Lengte: 58 – 70 cm;
Spanwijdte: 132 – 145 cm
Geluid: een meer keffend ark; ook bij overvliegende groepen ganzen duidelijk herkenbaar
Voedsel: gras, klaver, granen, ook op akkers en in ondiep water
Gedrag: blijven in gezinsverband bij elkaar en trekken gezamenlijk in grote groepen op
Leefgebied: de laatste decennia vooral rondom de Oostzee en in toenemende mate in Nederland; broedt in ruige graslanden, toendra en op kliffen
Nest: op de grond, verstopt tussen vegetatie
Aantal eieren: 4 – 5 eieren, een legsel per jaar
Broedduur: 24 – 25 dagen
Kuikens kunnen na 40 – 45 dagen vliegen
Trek: wintergast uit noordelijke en noordoostelijke landen; in toenemende mate broedvogel
Voorkomen: broedparen 16.000 – 22.000; winteraantallen 780.000 – 820.000
Gruttoland: ’s winters enkel exemplaren; niet jaarlijks