door Hans Peeters
De visdief is een volle neef van de grote stern, dwergstern en noordse stern. Vogels van zee en kust, die elk jaar twee keer grote afstanden afleggen tussen overwinterings- en broedgebied. Met hun ranke, slanke lichaam klieven ze door de lucht en met de lange smalle vleugels weten ze moeiteloos door stormen heen te ploegen.
Visdieven broeden echter al meer dan 60 jaar aan de Slachtedyk in Wommels. “Ik ken de verhalen van mijn vader, die vertelde dat voor 1960 visdieven in het weiland tussen de koeien broedden en dat ze op je kop pikten om je bij hun nesten weg te jagen. Assertieve vogels zou je zeggen, maar dat valt ook weer wel mee. In Gruttoland zoeken ze de bescherming op van de kluten, die veel agressiever zijn. Broeden er in een jaar veel kluten – zoals dit jaar – dan hebben we ook veel visdiefnesten”, zo vertelt boer Murk aan het eind van het broedseizoen van 2022, dat 16 visdiefnesten telde. In 2021 broedde er een visdief in Gruttoland die geringd was als NZF; de vogel was het jaar ervoor op de Markerwadden gevangen en geringd.
Schone sloten
Van sterns is bekend dat ze vanaf grote hoogte het water induiken om vis te vangen. Daarvoor struinen ze de kustlijn af en trekken ook verder de zee op. De visdief zoekt minder de kust op en foerageert in sloten en kanalen in het binnenland. Je zou verwachten dat hij zijn maaltijd in de nabijgelegen Bolswardervaart vangt, maar in Gruttoland scharrelt hij zijn kostje bij elkaar door vooral de poldersloten af te struinen. Dat duidt op schoon water in de poldersloten én op de aanwezigheid van voldoende vis.
Visdiefpaspoort
Wetenschappelijke naam: Sterna hirund; Friese naam: wytstirns
Herkenning: witte stern met grijze vleugels; zwarte pet, rode snavel met zwarte punt; geen verschil tussen ♂ en ♀
Lengte: 31 – 35 cm; spanwijdte: 77 – 98 cm
Geluid: schrille en schelle roep kierrrie-kierrrie en kit-kit-kit
Voedsel: vis; in poldersloten voornamelijk stekelbaarsjes en voorntjes
Gedrag: broedt vaak in kolonie; ♂ biedt ♀ tijdens de balts een visje aan
Leefgebied: broedt in weilanden, op zand- en schelpenstranden en op kunstmatige eilandjes
Nest: kuiltje met langs de rand bekleding van schelpjes, kiezelstenen of wat vegetatie uit nabije omgeving
Aantal eieren: 3 eieren vanaf mei; 1 broedsel per jaar
Broedduur: 23 – 24 dagen
Vliegvlug: jongen blijven 3 – 4 in nest; kunnen na 22 – 28 dagen vliegen; zijn pas na 2 – 3 maanden geheel onafhankelijk
Trek: vogels verzamelen na broedseizoen in groepen; meeste vogels overwinteren in West-Afrika, deel trekt tot voorbij de evenaar; meeste jongen keren in derde of vierde jaar terug naar hun broedgebied
Voorkomen: broedparen 14.000 – 18.000; overwinteraars 0
Gruttoland: wisselende broedvogel; 15 – 16 paar