Vogel van de week
Door Hans Peeters
Er zijn van die vogels die niet echt opvallen; vogels waarvan je denkt dat ze willekeurig in het landschap terecht zijn gekomen. De wintertaling is er zo een.
Onopvallend badeendje
In de verte zwemmen wat eendjes op de plas in Gruttoland. Kleiner dan een wilde eend en ogen onopvallend grijs met een iets donkerdere kop. Ze zijn van het model badeendje en vallen weinig op. Meestal zie je ze op grote afstand en zodra ze zich ontdekt weten, gaan ze op de vleugels. Schuw als ze zijn. Vandaag wanen ze zich onbespied en tergend langzaam komen er enkele steeds dichterbij. Na zeker een half uur ingespannen turen door de cameralens, zijn er eindelijk twee binnen schietafstand. De camera ratelt en mijn hart klopt in mijn keel; de twee wintertalingmannen hebben niets in de gaten.
Slobbereend
Ze slobberen heerlijk zaden en insecten van het wateroppervlak en draaien rondjes om elkaar heen. Wat zijn ze prachtig! De flanken die op afstand eenvoudig grijs leken, blijken van dichtbij uit een fijn streepjespatroon van afwisselend grijs-wit-grijs te bestaan. De kop is kastanjebruin met een grote groene oogvlek, die tot in de nek doorloopt. Het geheel is afgemaakt met een beigekleurig kontje, dat op zijn beurt zwart is afgebiesd. Een eendje met allure.
Wintergast
“De wintertaling is een veel voorkomend eendje in Gruttoland,” vertelt Murk. “In 2011 hebben er drie paar gebroed in Gruttoland, maar dat is een uitzondering. Normaal gesproken is het een wintergast hier met enkele tientallen vogels, die vanaf begin oktober arriveren. Medio maart vliegen ze weer terug naar hun broedgebieden in Rusland en Scandinavië.”
Wintertalingpaspoort
Wetenschappelijke naam: Anas crecca
Friese naam: piiptsjilling
Herkenning: ♂ grijze rug, fijne wit-grijs gestreepte flanken, bruine kop met groene oogvlek, beige kontje met zwarte bies; ♀bruin met donkere vlekken en strepen
Lengte: 34 – 38 cm, kleiner dan een meerkoet
Spanwijdte: 53 – 59 cm.
Geluid: ♂ helder, hoog, kort, krekelachtig kruuk, kruuk; ♀ kwaakt zacht, hoog en nasaal
Voedsel: zaden van riet, russen, zeggen en andere planten; zomers ook slakjes, larven, waterkevers en wormen
Gedrag: grondelen en zeven water met hun snavel; vaak in groepen; snelle, wendbare vlucht
Leefgebied: moerassen en andere natte gebieden
Nest: bouwsel van riet, halmen en plantendelen; goed verborgen tussen vegetatie
Aantal eieren: 8 – 10; 1 broedsel per jaar
Broedduur: 21 – 22 dagen
Vliegvlug: jongen zijn nestvlieders
Trek: In Nederland voornamelijk standvogel; jonge vogels trekken naar Engeland en Frankrijk; wintergasten vanuit Scandinavië en Rusland trekken via Nederland naar Britse Eilanden en Zuidwest-Europa
Voorkomen: broedparen 1600 – 1900; winteraantallen 70.000 – 80.000
Gruttoland: wintergast met enkele tientallen