Tekst Hans Peeters
De graspieper is typisch zo’n vogeltje dat gemakkelijk aan de aandacht ontsnapt. Ze leiden niet echt een indrukwekkend, extravagant leven. Ze zijn zo klein als een huismus en hun verenpak is van boven bruin-zwart gestreept, terwijl de borst grijs-beige is met zwarte streepjes.
Parachutevlucht
Graspiepers gedragen zich onopvallend en buiten de broedtijd verraden ze zich meestal als ze opvliegen en dan een, wederom onopvallend, piepje of piepjes laten horen. Tijdens de baltstijd is het mannetje muzikaler en zingt een repertoire van hoge tonen die aan het eind in toonhoogte dalen. Daarbij vliegt hij van de grond op en daalt als een parachuutje weer op aarde.
Zijn eentonige uiterlijk en geheimzinnige gedrag hebben er waarschijnlijk toe geleid dat graspiepers, zonder dat we dit direct in de gaten hadden, op veel plaatsen uit ons landschap zijn verdwenen.
Verstopt nestje
“Elk jaar broeden er in Gruttoland wel enkele paartjes,” aldus Murk. “In 2021 telden we zelfs vier zangposten van graspiepermannetjes.” Murk heeft het nadrukkelijk over zangposten in plaats van broedsels. “We zoeken nooit naar nesten, want die zitten goed verstopt tussen het gras. We hebben ooit per toeval eens een nestje gevonden dat op het gemaaide gras lag. Het gras lag op het land te drogen en was pas geschud en daar lag een nestje op met eitjes van de graspieper. In een paar dagen tijd had de vogel kans gezien een nestje te bouwen en eitjes te leggen. Zo snel kan het dus gaan, maar dat is wel een uitzondering. Ga je echt zoeken naar nesten, dan is de kans op verstoring erg groot dus dat doen we niet.”
Graspieperpaspoort
Wetenschappelijke naam: Anthus pratensis
Friese naam: Piipljurk
Herkenning: rug bruin-zwart gestreept; borst grijs-beige met zwarte streepjes ♂ en ♀ gelijk; grootte als huismus
Lengte: 14,5 cm
Spanwijdte: 22 – 25 cm
Geluid: zang in toonhoogte dalende zang, eindig met tuu-tuu-tuu; melodieus tijdens baltstijd
Voedsel: zomers insecten; in wintermaanden zaden en plantaardig materiaal
Gedrag: onopvallend; zit graag op paaltjes; tijdens broedtijd parachutevlucht vanaf de grond
Leefgebied: open gebied met lage begroeiing; grasland, bouwland, kwelders, vochtige heide en duinen
Nest: kuiltje bekleed met grasjes en haar; goed verborgen onder pol gras of struikjes
Aantal eieren: 5 (4 – 6); 2 legsels per jaar
Broedduur: 13 – 14 dagen
Vliegvlug: na 12 – 15 dagen
Trek: Nederlandse broedvogels overwinteren in zuiden tot aan Spanje, Portugal en Marokko; terugkomst in april – mei
Voorkomen: broedparen 55.000 – 80.000; winteraantallen 20.000 – 50.000
Gruttoland: broedvogel met 1 – 4 paar (2020 – 2 paar; 2021 – 4); wintergast met enkele tientallen