Tekst Hans Peeters/ foto boven Jappie Seinstra
Ze zijn er lang niet altijd – groenpootruiters. Maar verblijven ze in de trektijd in Gruttoland, dan laten ze zich al gauw horen met hun kenmerkende groep.
Groenpootruiter met visje / foto Willy Dikkers
Twee groenpootruiters en in het midden een tureluur / foto Douwe Struiksma
“Elk voor- en najaar tijdens de trek verblijven er elk jaar wel een of meer groenpootruiters in Gruttoland. Meestal zijn het er twee of drie tegelijk, maar het gebeurt ook wel dat er vijf of zes tegelijkertijd verblijven,” aldus boer Murk. “Met hun luide steeds herhaalde roep in de vlucht tuuw, tuuw, tuuw verraden ze zich van verre.”
Foto Hans Peeters
Foto Willem de Wolf
Grijsgroene poten
Groenpootruiters zijn dus altijd opvallend aanwezig. Het is een forse steltloper, groter dan een tureluur. Je zou je misschien kunnen vergissen met een tureluur of zwarte ruiter in winterkleed. Maar de groenpootruiter heeft donkere bovendelen op de rug en een opvallende – bijna witte onderkant. De lange grutto-achtige snavel is ietsje opgewipt. En de kleur van de poten is grijsgroen van kleur, zoals zijn naam al verraadt.
Foto Marten F. de Vries
Foto Jappie Seinstra
Zichtjager
Groenpootruiters zijn enigszins schuwe vogels. Zijn ze eenmaal verstoord, dan duurt het een hele poos voordat ze weer terugkomen. Een groenpootruiter is een echte zichtjager. Ze eten kevers, wormen, slakken, nimfen van libellen en visjes. Over de modder of door het lage water rennen ze achter de prooi aan. Zien ze in een ooghoek een smakelijk hapje, dan rennen ze er enthousiast op af. De grutto bijvoorbeeld, foerageert heel anders. Die prikt met zijn lange snavel in de modder in de hoop dat hij in de onzichtbare prut wat tegenkomt. Door al dat geren, maakt een groenpootruiter een rusteloze indruk.
Foto Servan Ott
Foto Lubbert Boersma
Paspoort drieteenstrandloper
Wetenschappelijke naam: Tringa nebularia
Friese naam: Grienskonk
Herkenning: grote steltloper, groter dan tureluur, flink kleiner dan grutto, donkere bovendelen, lichte, bijna witte onderkant
Lengte: 30 – 33 cm
Spanwijdte: 55 – 62 cm
Geluid: in de vlucht luide, muzikale roep tuuw, tuuw, tuuw
Voedsel: kevers, wormen, slakken, nimfen van libellen en visjes
Gedrag: rent over modder of in ondiep water achter prooi aan
Leefgebied: broedgebied in subarctische streken, hoogvenen en heidevelden; ’s winters langs oevers van meren, kanalen, rivieren en waterbekkens
Nest: in plantengroei van moerassen, boomloze toendra’s of moerasachtige open plekken in bos
Aantal eieren: 4
Broedduur: 24 – 25 dagen
Jongen zijn nestvlieder
Trek: doortrekker in voor- en najaar; broedt in Noord-Europa; overwintert Zuid-Engeland; langs kusten van Frankrijk en Iberisch Schiereiland
Voorkomen: broedparen 0; winteraantallen 20 – 30; tijdens najaarstrek 3000 – 8000 in Waddengebied
Gruttoland: tijdens doortrek 2 – 6