Willekeurige wintertaling

door Hans Peeters

Er zijn van die vogels die niet echt opvallen; vogels waarvan je denkt dat ze willekeurig in het landschap terecht zijn gekomen. De wintertaling is er zo een.

Wintertaling man poest zijn verenkleed / foto Servan Ott

In de verte zwemmen wat eendjes op de plas in Gruttoland. Kleiner dan een wilde eend; ogen onopvallend grijs met een iets donkerdere kop. Ze zijn van het model badeendje en vallen weinig op. Meestal zie je ze op grote afstand en zodra ze zich ontdekt weten, gaan ze op de vleugels. Schuw als ze zijn. Vandaag wanen ze zich onbespied en tergend langzaam komen er enkele steeds dichterbij. Na zeker een half uur ingespannen turen door de cameralens, zijn er eindelijk twee binnen schietafstand. De camera ratelt en mijn hart klopt in mijn keel; de twee wintertalingmannen hebben niets in de gaten. Nog nooit was ik zo dichtbij.

Wintertaling man en vrouw / foto Willem de Wolf
Groep opvliegende wintertalingen / foto Jappie Seinstra

Slobbereend

Ze slobberen heerlijke zaden en insecten van het wateroppervlak en draaien rondjes om elkaar heen. Wat zijn ze prachtig! De flanken die op afstand eenvoudig grijs leken, blijken van dichtbij uit een fijn streepjespatroon van afwisselend grijs-wit-grijs te bestaan. De kop is kastanjebruin met een grote groene oogvlek, die tot in de nek doorloopt. Het geheel is afgemaakt met een beigekleurig kontje, dat op zijn beurt zwart is afgebiesd. Een eendje met allure.

Man wintertaling met zijn herkenbare groene oogstreep / foto Lubbert Boersma
Bij het vrouwtje valt de groene vleugelspiegel erg op / foto Hans Peeters

Wintergast

“De wintertaling is een veel voorkomend eendje in Gruttoland”, vertelt Murk. “In 2011 hebben er drie paar gebroed, maar dat is een uitzondering. Normaal gesproken is het hier een wintergast met enkele tientallen vogels, die vanaf begin oktober arriveren. Medio maart vliegen ze weer terug naar hun broedgebieden in Rusland en Scandinavië.”

Wintertaling man / foto Willy Dikkers
Mannen vechten om een vrouwtje / foto Marten F. de Vries

Wintertalingpaspoort

Wetenschappelijke naam: Anas crecca

Friese naam: piiptsjilling

Herkenning: man grijze rug, fijne wit-grijs gestreepte flanken, bruine kop met groene oogvlek, beige kontje met zwarte bies; vrouwtje bruin met donkere vlekken en strepen

Lengte: 34 – 38 cm, kleiner dan een meerkoet

Spanwijdte: 53 – 59 cm.

Geluid: man helder, hoog, kort, krekelachtig kruuk, kruuk; vrouwtje kwaakt zacht, hoog en nasaal

Voedsel: zaden van riet, russen, zeggen en andere planten; zomers ook slakjes, larven, waterkevers en wormen

Gedrag: grondelen en zeven water met hun snavel; vaak in groepen; snelle, wendbare vlucht

Leefgebied: moerassen en andere natte gebieden

Nest: bouwsel van riet, halmen en plantendelen; goed verborgen tussen vegetatie

Aantal eieren: 8 – 10; 1 broedsel per jaar

Broedduur: 21 – 22 dagen

Vliegvlug: jongen zijn nestvlieders

Trek: In Nederland voornamelijk standvogel; jonge vogels trekken naar Engeland en Frankrijk; wintergasten vanuit Scandinavië en Rusland trekken via Nederland naar Britse Eilanden en Zuidwest-Europa

Voorkomen: broedparen 1600 – 1900; winteraantallen 70.000 – 80.000

Gruttoland: 3 broedgevallen in 2011; wintergast met enkele tientallen

De woerd op zijn mooist / foto Servan Ott